Roos is dit weekend 4 jaar geworden. Een mijlpaal! Want ze gaat vanaf volgende week dus naar de basisschool. Maar goed ook, want de grootheidswaan stijgt mevrouw naar het hoofd.
Samen met een paar andere kinderen van bijna 4 jaar staat ze aan de top van de voedselketen bij de peutergroep van de kinderdagopvang. De coole gang, het IT groepje. Zíj bepalen wat cool is, die kleintjes moeten maar volgen. En nieuwkomers -babies!- mogen eenvoudigweg niet meedoen. De BSO zit in het zelfde gebouw gevestigd. En de middagjes dat ze zo af en toe mee mag doen met activiteiten van de BSO bevestigen haar wat zij allang weet: ze is groot. En kan met de GROTE kinderen meedoen. Dat ze haar eigen billen niet eens kan afvegen is totaal onbelangrijk. In Roos haar logica gezegd: ik ga naar de basisschool, dus ik ben groot.
Thuis resulteert dit in vaak bijna brutaal en onhebbelijk gedrag. Ze doet dingen gewoon niet, negeert ons soms gewoon. Vragen als ‘zet even je bord op het aanrecht’, ‘ruim die speelgoedjes even op’, of, ‘pak je schoenen alvast even’ worden steevast beantwoord met ‘nee dat doe ik niet mama’ en gaan gepaard met een onverschillige houding die mijn bloed bijna doet koken. Net een puber. Het liefste wil ik haar dan door elkaar rammelen – wat ik niet doe. En in plaats daarvan mopper ik dan heel hard. Ook zonder enig effect. Wat wél werkt is het inspelen op verdriet en teleurstelling. Dus ik ben niet boos, ik ben teleurgesteld. En ja, zelfs mijn dochter van net vier jaar vindt het erger dat ik teleurgesteld en verdrietig ben dan dat ik boos ben. Dus met alle zelfbeheersing die ik heb speel ik die troef dan ook wel eens uit: ‘Mama vindt het echt zó jammer dat ze een dochter heeft die niet wil luisteren. Ik word zo verdrietig van al die troep die hier maar rondslingert.’ Héél af en toe schiet Roos dan toch in de derde versnelling om te doen wat ik vraag.
Eigenlijk is dit zo sinds de ‘doorschuifochtend’ in de laatste schoolweek voor de vakantie. Roos voelt zich een hele pief. Zij Is Op School Geweest. Hiervoor kwam een uitnodiging per post binnen en die is meermaals voorgelezen. Op de dag zelf, nadat (eindelijk) volledige instemming over kledingkeuze en haardracht was verkregen, stond Roos te popelen om naar school te gaan. Nageltjes gelakt, rugzakje met een banaan en een pakje melk er in op de rug. O, ze voelde zich zo groot. En wat zag ze er klein uit..!
Bart en ik brachten haar samen naar haar klasje en keken elkaar een keer licht sentimenteel aan. Roos daarentegen kwam de klas binnen, liep de andere kinderen met sentimentele ouders voorbij en keek verrukt naar een geweldige poppenhoek. Bij het haar toegewezen bureautje lag een puzzel waarmee wij haar naar haar plek proberen te lokken. Om ons ter wille te zijn legt ze in rap tempo even snel die puzzel en met ‘ik heb ‘m toch gemaakt’ schiet ze van haar stoel af en vliegt naar de poppenhoek, onze protesten ten spijt. We horen de juffrouw nog mompelen tegen niemand in het bijzonder ‘o die had ik niet voor vanochtend in gedachten’ voor we het lokaal uitgaan. Haha, probeer die van ons dáár maar eens weg te houden, succes juf!
Het is dus tijd dat de kleine prinses naar school gaat. Naar orde, regelmaat, regels en structuur. Naar uitdaging en andere kinderen. Ik betrap me er op dat ik van die moeder-clichés zeg: ‘ja ze is er echt aan toe.’ en: ‘ons kleine meisje wordt groot’. Pfff irritant.
Ze komt in een gecombineerde groep 1-2, dus er zijn ook grotere kinderen die de dienst uitmaken daar in de kleuterklas. Roos blijkt aardig populair op het kinderdagverblijf als ik de juffen mag geloven, dus het zal wel goedkomen. De buitenruimte van de peutergroep grenst met een hek aan de speelplaats van de basisschool. Ex-peuters komen aan de andere kant van het hek hoi zeggen tegen ‘de kleine kinderen’ en voelen zich dan heel stoer. Roos verheugt zich er nu al op!