Remkje (42) is moeder van twee zonen van 12 en 10 jaar en getrouwd met Ferdinand. Ze heeft gewerkt als kindertherapeut en is nu leerkracht. Remkje geeft elke week op Mama Glossy haar ongezouten mening over actuele zaken en ander moedergoed.
Toen mijn puberzoon een kleuter was, zei hij op een dag tegen mij: “Ik vind je niet meer lief!”
Telkens als hij iets niet mocht of als ik op hem mopperde, zei hij dat. Op een gegeven moment antwoordde ik met: “Ik vind jou wél lief, ook al ben ik wel eens boos op je!”
Dat was een verrassing voor hem. Toen legde ik hem uit dat ik hem áltijd lief vond, zelfs als ik wel eens boos op hem was en dat mijn liefde nooit wegging. Hij dacht eens even na en zei: “Ik houd ook nog van jou als ik boos op je ben, maar dan vind ik je wel stom!” Tja…
Ik probeer mijn kinderen altijd te laten voelen dat ik onvoorwaardelijk van ze hou. Onvoorwaardelijk. Dus dat betekent, zonder voorwaarden! Dus ik houd van ze ‘just because’ en niet ‘omdat’.
Veel opvoeders stellen toch voorwaarden, misschien niet bewust, maar toch. Door bijvoorbeeld kinderen te vertellen dat ze lief zijn als, ze iets doen. Of als je boos bent, dingen te zeggen als ‘je bent stout.’
Als kindertherapeut heb ik ouders geleerd om niet het kind af te keuren, maar alleen het gedrag. Dus je BENT niet stout maar je DOET stout. Handig is ook om te benoemen wat je wél van je kind verwacht. Als je veel moppert op je kind, moet je ook zeggen wat je wél goed vindt, zodat een kind kan blijven voelen en merken dat je van hem houdt ook al doet hij wel eens stout.
Deze dingen heb ik heel bewust geprobeerd te doen bij mijn kinderen. Nu de oudste een puber is, kan de wereld hem wel eens zwaar op zijn dak vallen. Zijn ouders zijn natuurlijk ook heel stom. Er volgen vaker botsingen en boze woorden als hij onze grenzen opzoekt en overschrijdt. Achter die boze blik, die jongen met alle deuren dicht, zie ik nog steeds dat jongetje dat zegt ‘ik vind je niet meer lief’. En eigenlijk vraagt hij me of ik hém eigenlijk nu nog wel lief vind. Ook al is hij boos en bokkig, slaat hij met de deuren, krijgt hij pukkeltjes en kriebels in zijn lijf. En mijn antwoord is JA! Gelukkig kunnen we elkaar weer bereiken en gaat die deur op een kiertje en open. En kan ik hem laten merken dat die liefde niet weg is, ook al zijn we het oneens.
Ik hoop met heel mijn hart dat hij altijd zal blijven voelen hoeveel ik van hem houd, ook als we elkaar wel eens ‘stom’ vinden. Dat hij in zijn hart altijd een vaatje onvoorwaardelijke liefde zal hebben, waaruit hij kan putten. Dat hem steunt in het volwassen worden, hem zelfvertrouwen geeft en het gevoel dat hij er mag zijn.
Die onvoorwaardelijke liefde moeten kinderen al jong voelen van hun ouders, anders is het ‘te laat’. Dan ontstaat er een gat waar die onvoorwaardelijke liefde had moeten zitten. Een gat dat je probeert te vullen met goedkeuring van anderen, prestaties e.d. Die vullen het gat gedeeltelijk, maar nooit voldoende, weet ik uit ervaring.